Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
14 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in verband met een strafrechtelijk financieel onderzoek naar een vennootschap werd geconfronteerd met beslaglegging op haar auto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de klaagster de eigenaar van de auto was. De klaagster heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij haar advocaat, I.A. van Straalen, cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klaagster verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft.