ECLI:NL:HR:2023:382

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
21/04021
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging en noodweer in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen, zoals bedoeld in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van openlijk in vereniging geweld plegen en of het beroep op noodweer voldoende gemotiveerd was afgewezen.

De Hoge Raad oordeelde dat het eerste cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, gegrond was. De Hoge Raad stelde vast dat de stukken te laat door het hof waren ingezonden, wat in strijd was met artikel 6, lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Gezien de opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, was de Hoge Raad van mening dat de redelijke termijn was overschreden, maar er was geen aanleiding om aan dit oordeel andere rechtsgevolgen te verbinden.

De Hoge Raad heeft de overige cassatiemiddelen, die betrekking hadden op de beoordeling van de uitspraak van het hof, verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen. De beslissing van de Hoge Raad was om het beroep te verwerpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04021
Datum14 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2021, nummer 21-000519-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. Vos, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
2.2
Het cassatiemiddel is gegrond. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de opgelegde taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 maart 2023.