Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzoek van het Koninkrijk Noorwegen tot overname van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf die aan een Nederlander was opgelegd. De veroordeelde was in Noorwegen veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf wegens medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid amfetamine. De Hoge Raad heeft de klachten van de veroordeelde over de hoogte van de opgelegde straf beoordeeld. De verdediging stelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde bij het vaststellen van de strafmaat.
De Hoge Raad heeft de klachten van de veroordeelde echter niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de veroordeelde dan ook verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand bleef.