ECLI:NL:HR:2023:343

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
21/04316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een al beschadigde ruit in de woning van de ex-vriendin en de juridische implicaties daarvan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een raam dat al beschadigd was. De feiten vonden plaats op 25 augustus 2020, toen de verdachte bij de woning van zijn ex-vriendin aankwam en op het raam klopte, waardoor het glas verder beschadigd raakte. De verdediging stelde dat de ruit al kapot was en dat er geen sprake kon zijn van vernieling in de zin van artikel 350 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, omdat een al beschadigd goed niet verder vernield kan worden.

De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een goed dat al vernield of beschadigd is, nooit verder kan worden vernield of beschadigd, onjuist is. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de eerdere uitspraak van het gerechtshof. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad oordeelde dat de overige klachten van de verdachte ook niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de juridische nuance rondom de definitie van vernieling en de gebruikswaarde van goederen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04316
Datum7 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof [plaats] van 15 oktober 2021, nummer 22-003080-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben D.W.H.M. Wolters en S.W. Kuijpers, beiden advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van de tenlastegelegde vernieling en/of beschadiging.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 25 augustus 2020 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 november 2020 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Op 25 augustus 2020 was ik bij de woning van mijn ex-vriendin [betrokkene 1] in [plaats]. Ik heb daar en toen op de hoek van het raam geklopt, waardoor het glas, dat al gebarsten was, nog meer kapot ging. Toen viel het glas naar binnen. Ik heb mijn hand hierbij gesneden. Het klopt wel dat ik tegen [betrokkene 1] heb gezegd dat ik haar raam zou inslaan, ik was een beetje boos op haar op dat moment.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d. d. 25 augustus 2020 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL 1500-2020254866-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk - weergegeven (blz. 20-25):
als de op 25 augustus 2020 afgelegde verklaring van de verdachte:
[betrokkene 1] is mijn ex-vriendin. Ik heb met haar samengewoond aan de [a-straat 1]. De ramen waren dichtgemaakt. Ik heb op de ramen geklopt. Ik ging met mijn hand door de ruit heen. Ik heb mij opengehaald. Ik bleef daar toen de politie kwam.
3. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 25 augustus 2020 van de
politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500- 2020254866-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven (blz . 7-9 ):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 25 augustus 2020 omstreeks 00:10 uur werden wij door de centralist van de centrale meldkamer Eenheid Den Haag gestuurd naar de [a-straat 1] te [plaats]. Aldaar zouden de ruiten worden vernield door een bekende van de bewoner te weten [verdachte]. Ter plaatse aangekomen zagen wij een manspersoon staan voor de woning. Wij zagen dat de man naast [a-straat 1]
stond. De man stond naast een ruit welke vernield was en stond tussen het glas.
Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat de ruit in de hoek rechtsonder was vernield waardoor een gat is ontstaan. Op de vensterbank lagen nog glasscherven.
Uit de rugtas van de man zagen wij direct het heft van een hamer steken. Wij zagen dat de rechter hand van de man een bloedend wondje had nabij de pink. De verwonding bloedde nog en was vers.
Op 25 augustus 2020 omstreeks 00:18 uur hielden wij op de locatie [a-straat], [plaats], als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte].”
2.3
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Geen sprake van vernieling, onbruikbaar maken en/of wegmaken
2. Cliënt wordt verweten dat hij op 25 augustus 2020 een ruit, toebehorende aan [betrokkene 1], zou hebben vernield, onbruikbaar hebben gemaakt en/of weggemaakt. De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is geweest van een in deze in de tenlastelegging genoemde strafbare gedragingen, nu op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de ruit reeds kapot was, voordat cliënt hier op 25 augustus 2020 mee in aanraking kwam.
3. Cliënt heeft in eerste aanleg verklaard dat hij, toen hij bij de woning van aangeefster aankwam, zag dat de ramen al kapot waren, dat ze met iets waren afgeplakt en waren dichtgemaakt omdat ze al eens aan flarden waren gegooid. Deze verklaring van cliënt wordt ondersteund door de foto op pagina 11 van het dossier. Op deze foto is te zien dat in de hoek van de ruit reeds grote stukken tape waren aangebracht ten tijde van de vermeende vernieling en is een spaanplaat te zien.
4. In tegenstelling tot de politierechter is de verdediging van oordeel dat op basis van deze bevindingen vastgesteld kan worden dat de ruit in kwestie kennelijk al kapot was toen cliënt bij de woning aankwam. Je bevestigt immers geen spaanplaat en tape op een ruit die intact is.
5. Kortom, de ruit was al kapot. Vraag rijst of een kapotte ruit nog vernield kan worden?
6. Uit de inleidende opmerkingen bij titel XXVII (Vernieling of beschadiging) van Tekst & Commentaar blijkt dat de materiële norm die ten grondslag ligt aan de strafbepalingen in deze titel algemeen kan worden omschreven als het verbod op enigerlei wijze de gebruikswaarde van zaken die aan anderen toebehoren of die ten algemene nutte worden gebruikt te verminderen.
7. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de verdediging in de onderhavige zaak geen sprake. Een ruit die door middel van tape bij elkaar gehouden dient te worden, heeft immers al geen gebruikswaarde meer. Deze houdt immers geen zaken als kou, regen en ongewenste personen meer buiten en zal hoe dan ook vervangen dienen te worden. Dat door de gedraging van cliënt mogelijk wat extra glas uit het venster is gevallen, doet hier niet aan af. De ruit had hiervoor immers al geen gebruikswaarde meer.
8. Met het oog op de materiële norm die ten grondslag ligt aan artikel 350 Sr, kan dan ook niet worden geoordeeld dat het handelen van cliënt als vernieling, onbruikbaar maken of wegmaken kan worden aangemerkt. Reeds hierom dient cliënt te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit.”
2.4
Artikel 350 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
2.5
Voor zover het cassatiemiddel berust op de opvatting dat een goed dat al vernield of beschadigd is, nooit zodanig verder kan worden vernield of beschadigd dat dit handelen als vernielen of beschadigen in de zin van artikel 350 lid 1 Sr kan worden aangemerkt, faalt het omdat die opvatting onjuist is.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 maart 2023.