Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een raam dat al beschadigd was. De feiten vonden plaats op 25 augustus 2020, toen de verdachte bij de woning van zijn ex-vriendin aankwam en op het raam klopte, waardoor het glas verder beschadigd raakte. De verdediging stelde dat de ruit al kapot was en dat er geen sprake kon zijn van vernieling in de zin van artikel 350 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, omdat een al beschadigd goed niet verder vernield kan worden.
De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een goed dat al vernield of beschadigd is, nooit verder kan worden vernield of beschadigd, onjuist is. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de eerdere uitspraak van het gerechtshof. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad oordeelde dat de overige klachten van de verdachte ook niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de juridische nuance rondom de definitie van vernieling en de gebruikswaarde van goederen.