Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 maart 2021. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen en deelneming aan een criminele organisatie. Dit gebeurde door het infecteren van computers van rekeninghouders van banken met malware, met als doel frauduleuze overboekingen te realiseren. De advocaat van de verdachte, V.P.J. Tuma, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.