ECLI:NL:HR:2023:301
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 april 2022, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof van 17 juni 2021 werd behandeld. Belanghebbende had bij brief van 12 juli 2022 een beroep op betalingsonmacht gedaan met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om het bijgevoegde formulier betreffende inkomen en vermogen in te vullen en in te dienen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor heeft de griffier de heffing van griffierecht voortgezet en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Aangezien belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.