Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 mei 2022. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, die van de Servische autoriteiten wordt gevraagd om te worden uitgeleverd in verband met beschuldigingen van dwang, mishandeling van een ambtenaar in functie, wapenbezit en (gekwalificeerde) diefstallen. De opgeëiste persoon, geboren in 1981, heeft verzocht om aanhouding van de uitlevering totdat er nadere informatie over zijn detentieomstandigheden in Servië in 2013 beschikbaar is. Dit verzoek is gedaan om te onderzoeken of er sprake is van een voltooide schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.