Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De aanvrager was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van cannabis, zoals vastgelegd in artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de aanvrager een geldboete van € 850 opgelegd, met een subsidiaire hechtenis van 17 dagen, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de politierechter niet op de hoogte was van een sepotbeslissing die eerder aan de aanvrager was verzonden. De aanvrager stelde dat, indien de politierechter deze informatie had gehad, hij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard in de vervolging. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de Hoge Raad de zaak moest verwijzen naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening gegrond was, op basis van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag gegrond, beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter, en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.