ECLI:NL:HR:2023:269

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
22/03830
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van cannabis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De aanvrager was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van cannabis, zoals vastgelegd in artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de aanvrager een geldboete van € 850 opgelegd, met een subsidiaire hechtenis van 17 dagen, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de politierechter niet op de hoogte was van een sepotbeslissing die eerder aan de aanvrager was verzonden. De aanvrager stelde dat, indien de politierechter deze informatie had gehad, hij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard in de vervolging. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de Hoge Raad de zaak moest verwijzen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening gegrond was, op basis van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag gegrond, beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter, en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03830 H
Datum21 februari 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2022, nummer 96-219856-21, ingediend door B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de aanvrager voor overtreding van artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 850, subsidiair 17 dagen hechtenis en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat indien de politierechter bekend was geweest met de sepotbeslissing van 22 februari 2022 gericht aan de aanvrager, de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had verklaard in de vervolging.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 23 maart 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw wordt berecht en afgedaan.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de politierechter;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op de voet van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 februari 2023.