Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
4.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 april 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was betrokken bij de Surinameriviermoord en werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder moord, poging tot oplichting van een verzekeringsmaatschappij, hypotheekfraude en valselijk opmaken van kwitanties. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de afwijzing van getuigenverzoeken en bewijsklachten beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van de getuigenverzoeken op basis van het noodzaakcriterium terecht was, aangezien de getuigen al eerder waren gehoord. Ook werd geoordeeld dat de verdachte niet in zijn verdediging werd geschaad door het niet horen van bepaalde getuigen. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM was overschreden, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf van twintig jaar te verminderen tot negentien jaar en zes maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.