Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 juni 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1977, is beschuldigd van belaging, waarbij hij gedurende ongeveer zeven maanden herhaaldelijk e-mailberichten naar het slachtoffer heeft gestuurd, haar een boek en een kaart heeft bezorgd, en haar op haar werk heeft opgezocht. Dit gedrag valt onder artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld, dat was ingediend door de advocaat van de verdachte, W.J. Ausma. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.