Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
14 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2021. De verdachte, geboren in 1995, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, waarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht (art. 300.1 jo. 304.1 Sr) en het Wetboek van Strafvordering (art. 342.2 Sv) aan de orde kwamen. De Hoge Raad diende te beoordelen of de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, en of de vriendin van de verdachte als 'zijn levensgezel' kon worden aangemerkt volgens art. 304.1 Sr.
De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, had cassatiemiddelen ingediend, maar de advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad motiveerde niet verder, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.