ECLI:NL:HR:2023:221

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
20/04075
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van uitvoer hennep en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij de uitvoer van hennep, wat onder artikel 3.A van de Opiumwet valt. De zaak kwam aan het licht door tapgesprekken waarin de verdachte werd genoemd. De verdediging stelde dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid, met name met betrekking tot de identificatie van de verdachte in de tapgesprekken. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet alleen op de tapgesprekken was afgegaan, maar ook op verklaringen van medeverdachten en de herkenning van de stem van de verdachte door een tolk. Dit leidde tot de conclusie dat het hof voldoende bewijs had om te stellen dat de verdachte de persoon was die in de gesprekken werd genoemd.

Daarnaast werd er een tweede cassatiemiddel ingediend dat betrof de vraag of er sprake was van medeplegen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op basis van de vaststellingen in zijn bewijsoverwegingen terecht had geoordeeld dat er een gezamenlijk plan was om hennep buiten Nederlands grondgebied te brengen, waarbij de verdachte een actieve rol vervulde. De Hoge Raad vond dat het oordeel van het hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het voldoende gemotiveerd was.

Echter, de Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 69 dagen naar 66 dagen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04075
Datum14 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 december 2020, nummer 20-003041-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum01] 1982,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A. Kaarls, advocaat te 'sGravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Het klaagt in het bijzonder over het oordeel van het hof dat het niet anders kan dan dat de verdachte de persoon is geweest die in tapgesprekken ‘ [bijnaam] ’ werd genoemd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 11.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 15 tot en met 19.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 69 dagen.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 66 dagen beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2023.