ECLI:NL:HR:2023:205
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en heffingsrente
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden [X1] en [X2] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 voor [X1] en [X2], en voor [X3] over de jaren 2007 tot en met 2012. De belanghebbenden hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder de naheffingsaanslagen had bevestigd. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld, maar deze niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, en dat er geen noodzaak is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.