Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk overtreden van de Sanctiewet 1977 door een geldbedrag van € 245,- over te maken aan een tussenpersoon, waarvan later bleek dat deze betrokken was bij terroristische organisaties in Syrië. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het opzet van de verdachte niet gericht hoefde te zijn op het feit dat het geld bij een terroristische organisatie terecht zou komen. Dit oordeel getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.
De zaak kwam voort uit een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 maart 2021, waarin de verdachte was veroordeeld voor het overtreden van de Sanctiewet 1977. De verdachte had in juni 2014 een geldbedrag overgemaakt via een money transfer, zonder te weten dat het geld indirect bij terroristische organisaties zou terechtkomen. De Hoge Raad benadrukte dat bij economische delicten, zoals het overtreden van de Sanctiewet, het opzet van de verdachte niet alleen gericht hoeft te zijn op het wederrechtelijke aspect van zijn handelen, maar ook op de feitelijke gedraging. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld door het hof.