Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van betrokkene, die verzocht om herziening van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 22 juli 2022 geoordeeld dat betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en autisme, niet in staat was om zijn eigen belangen te behartigen, wat leidde tot de afgifte van een zorgmachtiging. Betrokkene was het niet eens met deze beslissing en heeft cassatie ingesteld. De officier van justitie in het arrondissement Den Haag heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel van de rechtbank niet werd vernietigd, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd gevolgd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van betrokkene verworpen, waarmee de eerdere beschikking van de rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van actuele medische beoordelingen in zaken die betrekking hebben op wilsonbekwaamheid en zorgmachtigingen.