ECLI:NL:HR:2023:186

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
20/01589
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van arrest inzake kosten van rechtsbijstand in belastingzaak

Op 10 februari 2023 heeft de Hoge Raad een herstelarrest gewezen in de zaak met nummer 20/01589. Dit arrest is een correctie op een eerder arrest van 13 januari 2023, waarin een fout was geconstateerd in de berekening van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In het oorspronkelijke arrest was de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot een vergoeding van € 5.124, gebaseerd op een verouderde waarde per punt van € 759. Deze waarde was echter niet meer geldig, aangezien het arrest na 31 december 2022 was gewezen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de waarde per punt per 1 januari 2023 € 837 bedraagt. Hierdoor moest het bedrag voor de kosten van rechtsbijstand worden aangepast naar € 5.650. Het dictum van het arrest is dienovereenkomstig gewijzigd, waarbij de Staatssecretaris van Financiën nu in de kosten van belanghebbende wordt veroordeeld tot dit nieuwe bedrag. Het herstelarrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01589
Datum10 februari 2023
HERSTELARREST
tot herstel van het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2023, nr. 20/01589, ECLI:NL:HR:2023:26.

1.Overwegingen voor herstel

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 13 januari 2023 arrest gewezen.
1.2
Geconstateerd is dat het arrest een fout bevat die redelijkerwijs voor partijen kenbaar was, en die moet worden hersteld. In onderdeel 6 van het arrest heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 5.124 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De aan dit bedrag ten grondslag gelegde berekening bevat een fout. Bij de berekening is namelijk uitgegaan van de waarde per punt zoals deze volgens punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht gold tot en met 31 december 2022, te weten € 759. Het arrest is na die datum gewezen, zodat had moeten worden uitgegaan van de bijlage bij dat besluit zoals deze geldt met ingang van 1 januari 2023 [1] , en dus van een waarde per punt van € 837.
1.3
Deze fout moet worden hersteld. Dit brengt mee dat het in onderdeel 6 van het arrest genoemde bedrag voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand van € 5.124 moet worden vervangen door € 5.650.
Het dictum van het arrest wordt daarom met betrekking tot de vergoeding van de kosten voor het geding in cassatie als volgt aangepast:
“- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 5.650 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”

2.Beslissing

De Hoge Raad herstelt het arrest van 13 januari 2023, nr. 20/01589, op de hiervoor in 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, M.A. Fierstra, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.

Voetnoten

1.Stcrt. 21 december 2022, nr. 34448, Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 12 december 2022, nr. 4343031, tot indexering van bedragen in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht, Artikel II, letter B.