ECLI:NL:HR:2023:1795

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/03886
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningsrecht en schadeloosstelling bij complexen in het buitenland

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over onteigeningsrecht en de vaststelling van schadeloosstelling. Eiser, in zijn hoedanigheid als gevolmachtigde van zijn vader, heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder in twee vonnissen, gedateerd 24 februari 2021 en 24 augustus 2022, geoordeeld over de onteigening van een complex dat deels in het buitenland is gevestigd. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het vonnis van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Gemeente, als verweerder in cassatie, had een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. Aangezien het principale beroep is verworpen, behoeft het incidentele beroep geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.057,--, inclusief verschotten en salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Dit arrest is uitgesproken op 22 december 2023 door de Hoge Raad der Nederlanden, Civiele Kamer.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/03886
Datum22 december 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde in de zin van artikel 20 lid 1 Onteigeningwet van [de vader],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: J.P. [eiser],
tegen
[de gemeente],
zetelende te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: de Gemeente,
advocaat: R.T. Wiegerink.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/09/605083 HA ZA 21-14 van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2021 en 24 augustus 2022.
[eiser] heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 24 augustus 2022 beroep in cassatie ingesteld.
De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
22 december 2023.