Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
22 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over onteigeningsrecht en de vaststelling van schadeloosstelling. Eiser, in zijn hoedanigheid als gevolmachtigde van zijn vader, heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder in twee vonnissen, gedateerd 24 februari 2021 en 24 augustus 2022, geoordeeld over de onteigening van een complex dat deels in het buitenland is gevestigd. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het vonnis van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Gemeente, als verweerder in cassatie, had een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. Aangezien het principale beroep is verworpen, behoeft het incidentele beroep geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.057,--, inclusief verschotten en salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Dit arrest is uitgesproken op 22 december 2023 door de Hoge Raad der Nederlanden, Civiele Kamer.