Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor wederspannigheid met lichamelijk letsel, nadat hij zich op 17 juli 2020 had verzet tegen buitengewoon opsporingsambtenaren tijdens een vervoerscontrole. Het hof had de verdachte een taakstraf van dertig uren opgelegd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze straf in strijd was met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, dat een taakstrafverbod voorschrijft voor bepaalde misdrijven, waaronder artikel 181 Sr. De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever heeft voorzien in dit verbod om de ernst van het misdrijf te onderstrepen en de bescherming van personen in publieke dienst te waarborgen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de klacht over de taakstraf niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet in zijn rechtens te beschermen belang was aangetast, omdat er geen voldoende toelichting was gegeven op de klacht over het taakstrafverbod. Het arrest benadrukt de noodzaak voor rechters om bij het opleggen van straffen rekening te houden met de wettelijke bepalingen omtrent taakstraffen.