Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 mei 2023. De zaak betreft de uitlevering van een opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, aan de Verenigde Staten. De Verenigde Staten hebben om de uitlevering verzocht in verband met beschuldigingen van deelname aan een criminele organisatie, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij drugshandel, obstructie van de rechtsgang en witwassen, kwalificaties die onder de Amerikaanse 'RICO-Act' vallen.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen die door de raadsman van de opgeëiste persoon zijn ingediend, beoordeeld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van de rechtbank niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom de Hoge Raad tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten kan doorgaan. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president M.J. Borgers als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.