ECLI:NL:HR:2023:1736

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/01497 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag op geldbedragen in strafrechtelijk onderzoek naar synthetische drugs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar haar partner, die verdacht wordt van de productie en handel in synthetische drugs, bezwaar maakte tegen het beslag op twee geldbedragen van respectievelijk € 18.000 en € 2.300. De klaagster stelde dat de rechtbank in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde had gehandeld door haar verzoek om haar moeder als getuige te horen af te wijzen, en dat de rechtbank niet had kunnen oordelen dat zij niet buiten redelijke twijfel als eigenaresse van de geldbedragen kon worden aangemerkt.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de klaagster niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de klaagster wordt verworpen.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01497 B
Datum12 december 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 april 2022, nummer RK 22/001626, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te (volgens opgave BRP: [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 december 2023.