Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het tweede en het vierde cassatiemiddel
5.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de verdachte die op 25 juli 2014 met een iPhone een filmpje heeft gemaakt van een vrouw, terwijl zij oraal bevredigd werd in een jacuzzi, zonder dat zij op de hoogte was van het filmen. Het hof had vastgesteld dat de verdachte gebruik had gemaakt van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, wat in strijd is met artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde echter dat de bewezenverklaring van het hof ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad benadrukte dat de kenbaarheid van de aanwezigheid van het technisch hulpmiddel afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van het hulpmiddel, de zichtbaarheid en het gebruik ervan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest heeft ook implicaties voor de interpretatie van de wetgeving omtrent het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard, vooral in het licht van de wijzigingen die op 1 januari 2020 zijn doorgevoerd in artikel 139h van het Wetboek van Strafrecht.