Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat R.J. Baumgardt. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit de verkoop van cocaïne, GHB en Xtc-pillen, alsook het witwassen van auto’s. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de hoogte van de aan de staat te betalen betalingsverplichting.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het te betalen bedrag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde betalingsverplichting van € 30.954 naar € 27.860. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in cassatieprocedures en de gevolgen daarvan voor de hoogte van de betalingsverplichtingen in zaken van profijtontneming.