ECLI:NL:HR:2023:1717

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
23/00088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gemeente als rioolbeheerder voor schade aan woning door scheurvorming en verzakking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiser] in beroep ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de Gemeente Berg en Dal als rioolbeheerder voor scheurvorming en verzakking van een woning. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en arresten van het gerechtshof, waaruit blijkt dat de klachten van [eiser] over het causaal verband niet konden leiden tot vernietiging van het eerdere arrest. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet relevant zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De uitspraak resulteert in de verwerping van het beroep en de veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Gemeente op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00088
Datum8 december 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
GEMEENTE BERG EN DAL,
zetelende te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Gemeente,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/301936/HA ZA 16-235 van de rechtbank Gelderland van 14 september 2016, 15 februari 2017, 4 oktober 2017, 24 januari 2018, 7 maart 2018, 21 november 2018 en 28 augustus 2019, verbeterd bij herstelvonnis van 12 november 2019;
b. de arresten in de zaak 200.268.788 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2021 en 11 oktober 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 11 oktober 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De zaak is namens [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
8 december 2023.