ECLI:NL:HR:2023:1691

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
22/00268
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzet tegen strafbeschikking en beoordeling van immateriële schade

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn verzet tegen een strafbeschikking, die buiten de termijn zou zijn ingediend. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of het hof de verdachte terecht ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet, ondanks dat hij voorafgaand aan en tijdens de behandeling van zijn zaak kenbaar heeft gemaakt zijn verzet in te willen trekken. Daarnaast is er een geschil over de vaststelling van de omvang van de immateriële schade van de benadeelde partij.

De Hoge Raad heeft de klachten van zowel de verdachte als de benadeelde partij beoordeeld. De conclusie was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00268
Datum19 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 januari 2022, nummer 23-001361-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.L.D. Thomas, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft M.P. de Klerk, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de benadeelde partij heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte en de benadeelde partij zijn voorgesteld
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2023.