Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn verzet tegen een strafbeschikking, die buiten de termijn zou zijn ingediend. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of het hof de verdachte terecht ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet, ondanks dat hij voorafgaand aan en tijdens de behandeling van zijn zaak kenbaar heeft gemaakt zijn verzet in te willen trekken. Daarnaast is er een geschil over de vaststelling van de omvang van de immateriële schade van de benadeelde partij.
De Hoge Raad heeft de klachten van zowel de verdachte als de benadeelde partij beoordeeld. De conclusie was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.