Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontslag op staande voet. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat A.H. Vermeulen, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De verweerster, een B.V., werd vertegenwoordigd door advocaat J. den Hoed en heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, waarin de feiten en het procesverloop zijn uiteengezet.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen en deze veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.