ECLI:NL:HR:2023:1654

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
21/04586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad, door meermalen met een honkbalknuppel in de richting van het hoofd en tegen de linkerarm van het slachtoffer te slaan. De Hoge Raad heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever beoordeeld en de vraag of het hof voldoende gemotiveerd heeft waarom de herkenning van de verdachte door de aangever als betrouwbaar werd beschouwd. Daarnaast zijn er verschillende bewijsklachten behandeld, waaronder het gebruik van historische telefoonverkeersgegevens en de verklaring van een getuige. De Hoge Raad heeft ook de vraag behandeld of het hof terecht heeft geoordeeld dat de verdachte de gelegenheid had om na te denken over de gevolgen van zijn daad en of er sprake was van een hevige gemoedsopwelling. Verder is de motivering van het hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, specifiek met betrekking tot immateriële schade. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar de Hoge Raad heeft besloten hieraan geen rechtsgevolg te verbinden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04586
Datum28 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2021, nummer 22-000054-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. van der Steen, advocaat te 's–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld en het cassatiemiddel dat namens de benadeelde partij is voorgesteld
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2023.