ECLI:NL:HR:2023:1650

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
22/00284
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over witwassen van geldbedrag en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 januari 2022. De verdachte, geboren in 1979, was in eerste aanleg vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 25.199,91. Het Openbaar Ministerie had echter cassatie ingesteld, waarbij de advocaat van de verdachte, R.A. van der Horst, cassatiemiddelen had voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het tweede cassatiemiddel, dat zich richtte tegen de bewezenverklaring van het witwassen, leidde eveneens niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf, en dat de door het hof gebruikte kasopstelling niet betwist was.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Deze zaak illustreert de strikte eisen die aan bewijsvoering worden gesteld in strafzaken, en de rol van de Hoge Raad als hoogste rechter in het toetsen van eerdere uitspraken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00284
Datum5 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 januari 2022, nummer 20-000003-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel – dat de juistheid van de door het hof voor het bewijs gebruikte kasopstelling niet betwist – klaagt over de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag van € 25.199,91 en keert zich in het bijzonder tegen het oordeel dat dit bedrag “afkomstig is uit enig misdrijf”.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal onder 3.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2023.