Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
5 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 januari 2022. De verdachte, geboren in 1979, was in eerste aanleg vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 25.199,91. Het Openbaar Ministerie had echter cassatie ingesteld, waarbij de advocaat van de verdachte, R.A. van der Horst, cassatiemiddelen had voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het tweede cassatiemiddel, dat zich richtte tegen de bewezenverklaring van het witwassen, leidde eveneens niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf, en dat de door het hof gebruikte kasopstelling niet betwist was.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Deze zaak illustreert de strikte eisen die aan bewijsvoering worden gesteld in strafzaken, en de rol van de Hoge Raad als hoogste rechter in het toetsen van eerdere uitspraken.