ECLI:NL:HR:2023:164

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
21/01467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een op de vrije markt gekochte zitmaaier en de onderzoeksplicht van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1960, had op een vrije markt een zitmaaier van het merk Stiga P901 gekocht van een onbekende persoon. De aankoop vond plaats op basis van een foto op de telefoon van de verkoper, waarbij de verdachte contant €900,- betaalde zonder een bon te ontvangen. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat de context van de zaak versterkt.

Het hof oordeelde dat de verdachte in ernstige mate tekortgeschoten was in zijn onderzoeksplicht naar de herkomst van de zitmaaier. De omstandigheden waaronder de aankoop plaatsvond, zoals de onbekendheid van de verkoper en de substantieel lagere prijs dan de geschatte marktwaarde van de zitmaaier, leidden tot de conclusie dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf was verkregen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en verwierp het cassatiemiddel, waarbij werd vastgesteld dat de motivering van het hof toereikend was.

De uitspraak benadrukt de verplichting van een koper om onderzoek te doen naar de herkomst van goederen, vooral wanneer er aanwijzingen zijn dat deze mogelijk door misdrijf zijn verkregen. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte met aanmerkelijke onvoorzichtigheid had gehandeld, wat leidde tot de verwerping van het cassatieberoep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01467
Datum7 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 25 maart 2021, nummer 21-004706-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat de verdachte “redelijkerwijs had moeten vermoeden” dat de zitmaaier een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 26 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 te Arnhem, een goed, te weten een zitmaaier, van het merk Stiga P901, heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, (...) afgesloten d.d. 1 juni 2019, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (...), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 1 juni 2019 waren wij met surveillancedienst belast in Arnhem.
Omstreeks 12.00 uur genoemde dag, kregen wij de opdracht om te gaan naar de [a-straat 1] te [plaats] . Hierop zijn wij ter plaatse gegaan. (...) Ik, [verbalisant 1] , zag een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] geparkeerd staan tegenover genoemde locatie ter hoogte van [a-straat 2] . Ik zag dat er een zitgrasmaaier deels onder een kleed in de bus stond. (...) Ik zag dat er een vrouw vanuit [a-straat 2] naar buiten kwam. Ik hoorde de vrouw zeggen dat haar man gebruik maakt van het voertuig. Via een GBA controle kwam ik uit bij [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1960 te [plaats] ingeschreven op de [a-straat 2] te [plaats] . (...) Ik zag dat er een geel/grijs gekleurde zitgrasmaaier in het voertuig stond met het merk Stiga type P901 met serienummer [serienummer] . Ik zag dat er op de achterzijde een sticker bevond met de naam [A] en parkmachines tel [telefoonnummer] . Hierop nam ik telefonisch contact op met genoemd nummer. (...) Even later werd ik teruggebeld door een vrouw die gaf aan te weten aan wie de zitgrasmaaier was verkocht. Dit betrof aan [betrokkene 1] geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] . Hierop nam ik contact op met genoemd persoon en ik hoorde de man zeggen dat zijn zitgrasmaaier was gestolen en hij graag aangifte wilde doen. Ter verificatie vroeg ik de man naar het serienummer, welke overeenkwam met de aangetroffen zitgrasmaaier.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, (...), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Feit : Gekwalificeerde diefstal in/uit box/garage/schuur
Op zaterdag 1 juni 2019 om 13:30 uur, kwamen wij ter plaatse van het misdrijf, bij een persoon die ons opgaf te zijn:
Achternaam : [betrokkene 1]
Voornamen : [betrokkene 1]
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Op zaterdagmorgen 18 mei 2019 omstreeks 10:00 uur kwam ik tot de ontdekking dat de zitmaaier gestolen was.
De zitmaaier is geel van kleur
Serienummer: [serienummer]
Aankoopbedrag: 9239 euro
Er zit een sticker op van [A]
Opvallende kenmerken:
Barst in de rand bij het rechter achterwiel bij het voetenplateau
Rechts bovenop het zwarte zitkussen is het kunststof beschadigd.”
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, (...), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben zondag 26 mei naar de markt in Tiel geweest, een vrije markt is dat, ik raakte aan de praat met 2 jonge mannen, rond de 30 jaar oud. En die hadden een zitmaaier te koop merk Stiga. Ik heb foto’s gezien op de telefoon. (....) Ik heb helemaal niks, ook geen uitgeschreven bon. (....) Ik heb er 900 euro voor betaald en dit heb ik contant betaald. (...) De waarde van de zitmaaier is rond de 1300 a 1400 euro, maximaal 1500 euro, er zit een sticker op en hij is van 2012.
4. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 13 maart 2021 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De bus op de foto in het politiedossier is van mij. Het klopt dat er een grasmaaier in mijn bus stond.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde opzetheling, maar wel veroordeeld moet worden voor schuldheling. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de schuldheling. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de zitmaaier door misdrijf verkregen was. Volgens de raadsman heeft verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en is door hem voldoende onderzoek verricht alvorens hij tot de koop van de zitmaaier is overgegaan.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Bij schuldheling moet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf was verkregen. In dit verband is van belang dat de omstandigheden waaronder een goed wordt verkregen een verplichting kunnen doen ontstaan tot nader onderzoek naar de herkomst van dat goed. Als de verdachte in ernstige mate tekort is geschoten in een voor hem geldende onderzoeksplicht, is sprake van de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke of grove onvoorzichtigheid die maakt dat geconcludeerd kan worden dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf is verkregen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de zitmaaier van onbekenden op een vrije markt heeft gekocht, nadat hij foto’s van de zitmaaier op de telefoon van de verkopers had bekeken en dat hij €900,- voor de zitmaaier heeft betaald. Hij zou de zitmaaier contant hebben afgerekend en van de aankoop geen bon hebben ontvangen. Verdachte heeft daarbij ook verklaard dat hij weet dat de waarde van een dergelijke tweedehands zitmaaier hoger ligt, te weten rond de €1300,- à €1400,-.
Gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder verdachte de zitmaaier volgens zijn verklaring heeft gekocht – verdachte kocht op een vrije markt een kostbare maaier van een hem onbekende persoon die geen bon gaf en de maaier voor een betrekkelijk laag bedrag aanbood –, is het hof van oordeel dat op de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de grasmaaier de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in gereedschap handelt. Ook betrekt het hof daarbij dat hij al eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Hoewel de door verdachte naar zijn zeggen betaalde prijs niet ontzettend laag was, was deze wel substantieel lager dan de marktwaarde zoals hij die ook zelf inschatte. Van verdachte mocht op grond van het voorgaande verwacht worden dat hij inzag dat hij onderzoek moest doen naar de herkomst van het door hem op de vrije markt aan te schaffen goed.
Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij ook daadwerkelijk onderzoek heeft verricht naar de herkomst van de zitmaaier ongeloofwaardig, nu verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij de zitmaaier op stopheling.nl heeft nagetrokken. Het hof leidt uit de inhoud van het dossier af dat door verdachte juist geen onderzoek is verricht en dat verdachte dus is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht.
Derhalve is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de zitmaaier een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof verwerpt het verweer.”
2.3
De vaststellingen van het hof houden in dat de verdachte, die in gereedschap handelt en eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten, op een vrije markt een kostbare zitmaaier van een hem onbekende persoon heeft gekocht, dat de verdachte deze aankoop heeft gedaan op basis van een foto op de telefoon van die onbekende persoon, dat de verdachte de zitmaaier contant heeft betaald en geen bon heeft ontvangen en dat de verdachte een substantieel lager bedrag heeft betaald dan de door hem op het moment van de aankoop zelf geschatte marktwaarde. Het hof heeft geoordeeld dat onder die omstandigheden de verdachte voorafgaand aan de aankoop nader onderzoek naar de herkomst van de zitmaaier had moeten doen, maar dat hij dat onderzoek toen achterwege heeft nagelaten, en dat hij daarom in die mate is tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Dit oordeel is toereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2023.