Uitspraak
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 december 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende werd behandeld. De zaak betreft belasting van personenauto’s en motorrijwielen, waarbij belanghebbende op aangifte bedragen had voldaan.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.