Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
21 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2021. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van gewoontewitwassen van geld en voorbereidingshandelingen voor de grootschalige verkoop van hennep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waarbij de focus lag op de bewijsklacht met betrekking tot het witwassen en de voorbereidingshandelingen. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring had gegeven voor het negatieve kasverschil, en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de activiteiten gerelateerd aan hennephandel grote hoeveelheden betroffen. Daarnaast werd de interpretatie van artikel 11a van de Opiumwet besproken, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het hof te beperkte uitleg had gegeven aan de toepasselijke strafbepaling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren naar 171 uren, en de duur van de vervangende hechtenis van 90 dagen naar 85 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen.