ECLI:NL:HR:2023:1606

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
21/03982
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen gewoontewitwassen en voorbereidingshandelingen voor hennepverkoop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2021. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van gewoontewitwassen van geld en voorbereidingshandelingen voor de grootschalige verkoop van hennep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waarbij de focus lag op de bewijsklacht met betrekking tot het witwassen en de voorbereidingshandelingen. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring had gegeven voor het negatieve kasverschil, en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de activiteiten gerelateerd aan hennephandel grote hoeveelheden betroffen. Daarnaast werd de interpretatie van artikel 11a van de Opiumwet besproken, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het hof te beperkte uitleg had gegeven aan de toepasselijke strafbepaling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren naar 171 uren, en de duur van de vervangende hechtenis van 90 dagen naar 85 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03982
Datum21 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2021, nummer 21-000566-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 171 uren beloopt, subsidiair 85 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2023.