Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 januari 2022. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een ripdeal die resulteerde in een fatale schietpartij. De Hoge Raad beoordeelde de cassatiemiddelen die door de advocaat van de verdachte, N. van Schaik, waren ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad was van mening dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De verdachte bevond zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en negen maanden.
De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was als volgt: de uitspraak van het hof werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf; deze werd verminderd naar vijf jaren en negen maanden, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.