ECLI:NL:HR:2023:1558

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
22/00126
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de afwijzing van een aanhoudingsverzoek in strafzaak na bedreiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte, die was veroordeeld voor bedreiging. De raadsman van de verdachte, P. van de Kerkhof, had verzocht om aanhouding omdat de verdachte mogelijk niet op de hoogte was van de zitting. Het hof had dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de raadsman alles had geprobeerd om contact te leggen met de verdachte en dat er voldoende tijd was geweest om dit te doen. Bovendien had de verdachte niet gereageerd op oproepen van de reclassering en was er geen indicatie dat het adres van de verdachte niet correct was.

De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof niet had vastgesteld of de oproeping in hoger beroep aan de verdachte in persoon was uitgereikt of dat hij anderszins op de hoogte was geraakt van de datum van de zitting. De Hoge Raad benadrukte dat het hof een afweging had moeten maken tussen alle belangen die bij de aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting betrokken zijn. Aangezien het hof niet had aangetoond deze afweging te hebben gemaakt, was de afwijzing van het aanhoudingsverzoek ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procedurele waarborgen voor verdachten, vooral als het gaat om hun recht op een eerlijke rechtsgang en de mogelijkheid om zich te verdedigen. De beslissing van de Hoge Raad onderstreept dat rechters zorgvuldig moeten omgaan met verzoeken tot aanhouding en de belangen van de verdachte in overweging moeten nemen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00126
Datum14 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 oktober 2021, nummer 21-003182-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de afwijzing door het hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte (...) is niet verschenen.
Ter terechtzitting is aanwezig mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen, die verklaart niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
De raadsman deelt het volgende mee:
Ik verzoek het hof om de zaak aan te houden. Ik heb alles geprobeerd om mijn cliënt te bereiken, maar dat is helaas niet gelukt. Ik wil nogmaals proberen of ik met hem in contact kan komen.
De advocaat-generaal deelt mee dat hij zich verzet tegen aanhouding van de zaak nu alles al in het werk is gesteld om verdachte te bereiken en dat niet tot enig resultaat heeft geleid.
Het hof trekt zich terug voor beraad.
Na beraad van het hof deelt de voorzitter mee dat het verzoek tot schorsing van het onderzoek wordt afgewezen. De raadsman heeft naar eigen zeggen al alles geprobeerd om met verdachte in contact te komen. Er is voldoende tijd geweest om het contact te leggen. Verdachte heeft ook niet gereageerd op de oproepen van de reclassering. Er is ook geen indicatie dat het adres van verdachte niet juist zou zijn.”
2.3
Het hof heeft het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting omdat de verdachte mogelijk geen weet heeft van de zitting, afgewezen op de gronden dat de raadsman naar zijn zeggen alles geprobeerd had om met de verdachte in contact te komen, er voldoende tijd was geweest om contact te leggen, de verdachte niet had gereageerd op de oproepen van de reclassering en er geen indicatie was dat het adres van de verdachte niet juist zou zijn. Nu het hof niet heeft vastgesteld dat de oproeping in hoger beroep aan de verdachte in persoon is uitgereikt of dat de verdachte anderszins op de hoogte is geraakt van de datum van de zitting, had het hof een afweging moeten maken tussen alle bij aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting betrokken belangen (vgl. HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1158). Het hof heeft er echter niet blijk van gegeven die afweging te hebben gemaakt. Het hof heeft daarom de afwijzing van het aanhoudingsverzoek ontoereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 november 2023.