ECLI:NL:HR:2023:1547

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
21/04871
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de beoordeling van herkenning en overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar in hoger beroep werd hij veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf wegens medeplegen van diefstal. De zaak kwam voor de Hoge Raad naar aanleiding van twee cassatiemiddelen die door de verdediging waren ingediend. Het eerste middel betrof de vraag of het hof het verweer van de verdediging over de onbetrouwbaarheid van de herkenning door opsporingsambtenaren als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt had moeten opvatten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit standpunt niet als zodanig had hoeven aanmerken, en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was. Het tweede middel betrof de vraag of het hof voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het de overschrijding van de redelijke termijn had verdisconteerd in de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende duidelijk had gemaakt hoe de overschrijding van de redelijke termijn was meegenomen in de strafmaat. De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04871
Datum14 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2021, nummer 21-004549-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in de zaak met parketnummer 05-245559-18 in strijd met de tweede volzin van het tweede lid van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de onbetrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door opsporingsambtenaren.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 12.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het tweede cassatiemiddel klaagt dat het hof niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het de vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn heeft verdisconteerd in de opgelegde straf.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 15 tot en met 22.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 november 2023.