Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
14 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar in hoger beroep werd hij veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf wegens medeplegen van diefstal. De zaak kwam voor de Hoge Raad naar aanleiding van twee cassatiemiddelen die door de verdediging waren ingediend. Het eerste middel betrof de vraag of het hof het verweer van de verdediging over de onbetrouwbaarheid van de herkenning door opsporingsambtenaren als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt had moeten opvatten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit standpunt niet als zodanig had hoeven aanmerken, en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was. Het tweede middel betrof de vraag of het hof voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het de overschrijding van de redelijke termijn had verdisconteerd in de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende duidelijk had gemaakt hoe de overschrijding van de redelijke termijn was meegenomen in de strafmaat. De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.