ECLI:NL:HR:2023:1544

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22/00245
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in strafzaak tegen ambtelijke verduistering en witwassen op Bonaire tijdens COVID-19 noodtoestand

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die is veroordeeld voor ambtelijke verduistering en witwassen op Bonaire. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, in plaats van bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zoals voorgeschreven door de wet. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat deze keuze was gemaakt vanwege de COVID-19 noodtoestand, die het reizen naar Bonaire bemoeilijkte. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het beroep niet op de juiste wijze was ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof niet heeft onderzocht of de griffiemedewerker van het gerecht in Curaçao aan de raadsvrouw had toegezegd dat de akte van hoger beroep naar de griffie van Bonaire zou worden doorgestuurd. Dit gebrek in de beoordeling van het hof heeft geleid tot de vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00245 C
Datum14 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 januari 2022, nummer H 176/2020, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het hoger beroep niet op de juiste wijze (want bij het verkeerde gerecht) is ingesteld.
2.2.1
Het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, heeft de verdachte bij vonnis van 9 december 2020 veroordeeld voor – kort gezegd – 1. ambtelijke verduistering, meermalen gepleegd, en 2. witwassen, meermalen gepleegd. De raadsvrouw van de verdachte heeft tegen dit vonnis op 18 december 2020 hoger beroep ingesteld op de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Inleiding
1. Op 10 december 2020 werd op Curaçao door premier Ruggenaath de noodtoestand uitgeroepen. Het was het eerste jaar waarin de wereld gebukt ging onder het Covid-19 virus. Op 17 december 2020 werden alle vluchten vanuit Nederland naar Curaçao plotsklaps geschrapt.
2. Ik was in december 2020 nog niet gevaccineerd terwijl wij ons allen in de piek van de eerste golf bevonden. Onzekerheid heerste, net als een gevoel van angst voor het virus. Ik wilde mezelf niet blootstellen aan de (onnodige) risico’s die het reizen naar Bonaire met zich meebracht. Het uitgangspunt voor een ieder was ‘keda kas’ (de Hoge Raad begrijpt: thuisblijven).
3. De heersende onrust die veroorzaakt werd door het betrekkelijk nieuwe virus en de daarmee gepaard gaande angsten en onzekerheden hebben er aan bijgedragen dat ik mij op 18 december 2020 naar de griffie van het Hof van Justitie / het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao begaf teneinde navraag de doen naar de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen zonder (i) naar Bonaire te moeten afreizen terwijl de noodtoestand was afgeroepen en zodoende mezelf (ongevaccineerd destijds) aan onnodige risico's bloot te stellen en (ii) zonder gebruik te hoeven maken van de diensten van een op Bonaire gevestigde advocaat bij deze - voor verdachten gevoelige - strafzaak.
4. In de gegeven omstandigheden druisde het tegen mijn rechtsgevoel in om op het kleine eiland Bonaire, in deze voor cliënten gevoelige kwestie, een op Bonaire gevestigde advocaat te benaderen, zonder eerst zélf naar alternatieve mogelijkheden op zoek te gaan die het instellen van het rechtsmiddel hoger beroep, tegen de vonnissen die op 9 december 2020 gewezen waren door het Gerecht te Bonaire, mogelijk maakte(n).
5. Hierna zal ik bepleiten waarom verdachten ontvankelijk verklaard dienen te worden in het hoger beroep in de strafzaken. Niet alleen in verband met de inhoud van de Rijkswet die indiening van het rechtsmiddel bij de griffie van een ander gerecht, dan het gerecht dat het vonnis in eerste aanleg wees, mogelijk maakt bij gebreke van bepaalde formulering in het Wetboek van Strafvordering BES.
6. Ook zal ik hierna ingaan op het feit dat de griffiemedewerker een template heeft verstrekt dat ter griffie is vervaardigd. Hierop is duidelijk aangegeven dat het een akte van het Gerecht van Bonaire betreft, zitting houdend te Curaçao. Een dergelijke template kan niet anders worden beschouwd dan te zijn een officieel gerechtelijk stuk. Ik mocht er derhalve als raadsvrouw derhalve gerechtvaardigd op vertrouwen dat ik op de juiste wijze (tijdig en de juiste plaats) hoger beroep had ingediend namens mijn cliënten.
(...)
De Rijkswet
8. Ingevolge de Rijkswet (artikel 22) - hogere wetgeving dan het Wetboek van Strafvordering - kunnen stukken bestemd voor alle gerechten in eerste aanleg bij iedere griffie worden ingediend. Het artikel regelt de inrichting van het Hof en de Gerechten.
9. Dit artikel regelt de inrichting van een griffie voor het Hof en de Gerechten. De griffie ondersteunt zowel de Gerechten in eerste aanleg als het Hof. Stukken en zaken voor Hof en Gerechten kunnen op grond van het tweede lid worden ingediend bij elke vestiging van de griffie. Bij wet of landsverordening kan deze ruime mogelijkheid worden beperkt, bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van kostenbesparing voor het Hof.
10. Als ik dan na ga of de wet anders bepaalt dan is het antwoord 'nee'. Er wordt immers gesproken over het 'gerecht in eerste aanleg' hetgeen niet eens gedefinieerd is in het Wetboek van Strafvordering BES (hierna 'WvSv BES').
11. In de bewoordingen van WvSv BES is geen beperking aangebracht en daarom is er geen aanleiding om af te wijken van de hogere regeling (de Rijkswet) die aangeeft dat stukken bij iedere griffie ingediend kunnen worden. Ik begrijp dat in het kader van de bevoegdheid ongetwijfeld telkens bedoeld is ‘Gerecht in Eerste Aanleg BES’ (in het WvSv BES), maar ik zie bijvoorbeeld ook niet dat daar onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld de zittingsplaatsen St. Eustatius en Saba en Bonaire.
12. Het kan zo zijn dat iemand in het licht van de bevoegdheidsregels telkens uitkomt bij het Gerecht te Bonaire (dat is nu eenmaal de bevoegde rechter) maar dat doet er niet aan af dat het Gerecht in eerste aanleg met de bepaling over de wijze waarop beroep moet worden ingesteld, niet verwezen wordt naar het(zelfde) gerecht dat het vonnis heeft gewezen en bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.
13. Toegegeven dat we het hier niet hebben over de ideale situatie, maar ik hoop ten zeerste dat ik U voldoende handvaten heb aangereikt om het beroep namens [medeverdachte] en [verdachte] als ingesteld te beschouwen.
Griffie Curaçao
14. Geheel in lijn met het hiervoor genoemde argument was er een template voor het instellen van hoger beroep beschikbaar teneinde mogelijk te maken om het instellen van hoger beroep tegen een Bonairiaans vonnis via de griffie van het Gerecht in eerste aanleg / Hof van Justitie op Curaçao mogelijk te maken.
15. In het onderhavige geval ben ik ter griffie van het Hof van Justitie althans het Gerecht in eerste aanleg, persoonlijk uitgebreid in gesprek gegaan met een medewerker over mijn zorgen met betrekking tot de risico’s van het reizen naar Bonaire in die periode en mijn poging om een alternatieve oplossing, voor het instellen van het rechtsmiddel hoger beroep te vinden zodat ik in de heersende noodtoestand niet ongevaccineerd zou hoeven te reizen met blootstelling aan de daarmee gepaard gaande risico's.
16. Het instellen van de akte van appèl in beide strafzaken, naar aanleiding van de vonnissen van 9 december 2020, bij de griffie op Curaçao, is dus niet klakkeloos is geschied maar juist na uitgebreid overleg met een medewerker van de griffie. Ingevolge artikel 27 van de Landsverordening houdende regels betreffende de rechterlijke organisatie zijn griffiers verplicht naar vermogen (en kosteloos) aan de belanghebbende alle inlichtingen te verschaffen die zij voor het aanhangig maken en de behandeling van hun zaken behoeven. De medewerker van de griffie heeft een template verstrekt dat ter griffie is vervaardigd. Hierop is duidelijk aangegeven dat het een akte van het Gerecht van Bonaire betreft met als zittingsplaats Curaçao.
17. Een dergelijke template kan niet anders worden beschouwd dan te zijn een officieel gerechtelijk stuk. Ik mocht er als raadsvrouw derhalve gerechtvaardigd op vertrouwen dat ik op een juiste wijze (tijdig en de juiste plaats) hoger beroep had ingediend namens mijn twee cliënten.
18. In de onderhavige zaak ontving ik ook nog eens de toezegging van de medewerker van de griffie, dat de akte door griffie van Curaçao zou worden doorgezonden naar de griffie van Bonaire. Zoals eerder reeds aangegeven heb ik het moment van ondertekening van de aktes van appèl destijds opgevat als een situatie waarbij de griffie van Bonaire zitting hield te Curaçao.
19. De bijzondere omstandigheden in de onderhavige zaak zijn als volgt:
- De akte van appèl was in beide strafzaken aan de juiste instantie gericht en tijdig in de organisatie ingebracht (de termijn voor instellen hoger beroep was nog niet verlopen);
- De van overheidswege uitgeroepen noodtoestand en de daarmee gepaard gaande onrust in de samenleving die tot uiting kwam in noodmaatregelen, plotsklaps stakend vliegverkeer, sterk oplopende cijfers, het ontbreken van een vaccinatie tegen het virus;
- Het transparante overleg met de medewerker van de griffie over de locatie van instellen akte hoger beroep in verband met de hiervoor genoemde omstandigheden en de griffiemedewerker die een passende oplossing aanreikte;
- De template die ik van de griffie ontving kan niet anders worden beschouwd dan te zijn een officieel gerechtelijk stuk;
- De toezegging / opmerking van de medewerker dat de aktes zouden worden doorgestuurd naar de griffie van Bonaire;
- De griffie van het Hof van Justitie is gecombineerd met de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg terwijl er hoger beroep werd ingesteld. De kleinschaligheid van de organisatie, het overkoepelende karakter van de griffie (fungeert zowel voor het Hof als het Gerecht in eerste aanleg) wakkerden het vertrouwen aan dat het binnen de organisatie van de gerechten onderling duidelijk zou zijn dat er hoger beroep was ingesteld tegen de vonnissen van 9 december 2020;
- Ingevolge de hogere wetgeving, de Rijkswet, kon de akte bij de griffie in eerste aanleg van Curaçao o.a. worden ingediend;
(...)
29. In het licht van het vorenstaande dienen verdachten naar onze mening ontvankelijk verklaard te worden in het beroep van de vonnissen van 9 december 2020.”
2.2.2
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep is op tegenspraak gewezen door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht van Bonaire) op 9 december 2020. Namens de verdachte heeft de raadsvrouw tijdig, te weten op 18 december 2020 hoger beroep ingesteld.
De raadsvrouw heeft onderkend dat het beroep niet is ingesteld op de in het Wetboek van Strafvordering BES (Sv) voorgeschreven wijze, immers niet ter griffie van het Gerecht van Bonaire maar wel ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht van Curaçao). De raadsvrouw heeft betoogd dat die keuze voor het instellen van hoger beroep bij een ander gerecht dan het in Sv voorgeschreven gerecht welbewust en op goede gronden is gemaakt, immers:
- vanwege de aan de COVID-pandemie te relateren risico's was het door de advocaat, kantoorhoudend in Curaçao, afreizen van Curaçao naar Bonaire voor het aldaar ter griffie van het Gerecht instellen van hoger beroep voor haar zeer onwenselijk;
- de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie bepaalt in artikel 22, tweede lid, dat stukken en zaken ten behoeve van het Hof en de gerechten in eerste aanleg kunnen worden ingediend bij alle vestigingen van de griffie. De regeling in Sv derogeert aan deze Rijkswet, immers een hogere regeling dan Sv.
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat uit de akte die door de griffier van het Gerecht van Curaçao van de door de raadsvrouw afgelegde verklaring is opgemaakt blijkt dat het hoger beroep is ingesteld tegen het door het Gerecht van Bonaire uitgesproken vonnis. De griffier heeft aan de raadsvrouw te kennen gegeven dat de akte door hem zou worden doorgezonden naar de griffie van het Gerecht van Bonaire. Daarop kon en mocht door de raadsvrouw worden vertrouwd. Verder geldt dat de verdachte belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn zaak in hoger beroep, te meer in het licht van zijn in artikel 6 EVRM gegarandeerde rechten en de ouderdom van de zaak, aldus nog steeds de raadsvrouw.
De procureur-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep niet op de juiste wijze is ingesteld, met het gevolg dat de verdachte in dat beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling door het Hof
In het Wetboek van Strafvordering BES is in de vierde titel van het zesde boek ondubbelzinnig geregeld op welke wijze rechtsmiddelen aangewend dienen te worden. Zo schrijft artikel 445, eerste lid, Sv voor dat het hoger beroep wordt ingesteld door het afleggen van een verklaring, ter griffie van het gerecht in eerste aanleg. Van het afleggen van die verklaring wordt door de griffier op de voet van art. 447, eerste lid, Sv een akte opgemaakt, welke akte door de griffier en degene die het rechtsmiddel aanwendt wordt ondertekend. In het onderhavige geval is het hoger beroep door een advocaat ingesteld door middel van het afleggen van een verklaring ter griffie, met dien verstande dat die advocaat welbewust ervoor heeft gekozen voorbij te gaan aan de strafvorderlijk voorgeschreven route, immers niet verklaren bij de griffie van het Gerecht van Bonaire. Reeds daarom behoeft de verwijzing door de verdediging naar art. 22 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie geen bespreking, nu het hier niet gaat om het indienen van stukken en zaken, maar om het afleggen van een verklaring ter griffie.
Het voorgaande leidt het Hof tot de tussenconclusie dat sprake is van een verzuim, in de zin dat het hoger beroep weliswaar tijdig doch op onjuiste wijze is ingesteld. Dit verzuim leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het namens hem ingestelde beroep. Vervolgens dient te worden beoordeeld of dit verzuim door het Hof dient te worden verontschuldigd.
Het beroep op door de raadsvrouw aan de COVID-pandemie gerelateerde belemmeringen - wat daarvan overigens zij - kan de verdachte niet baten. Gesteld noch is gebleken dat de griffie van het Gerecht van Bonaire gedurende de termijn waarbinnen hoger beroep kon worden ingesteld gesloten is geweest, zodat daarin geen belemmering was gelegen. Daarbij komt, dat de verdachte die ook toen op Bonaire woonachtig was, zijn hoger beroep zelf had kunnen instellen, dan wel dat de raadsvrouw vanuit Curaçao collegiale bijstand had kunnen vragen aan een advocaat op Bonaire, die tot het aldaar instellen van hoger beroep gemachtigd had kunnen worden. Ten overvloede markeert het Hof dat het in de marge aangeroepen belang van vertrouwelijkheid niet opgaat, omdat ook de advocaat die op basis van collegiale bijstandverlening het rechtsmiddel aanwendt tot het betrachten van geheimhouding is gehouden.
De betekenis die en het gewicht dat door de raadsvrouw aan de door de griffier opgemaakte akte hoger beroep is toegekend kan de verdachte evenmin baten. Op de voet van art. 447 Sv wordt van de ter griffie afgelegde verklaring een akte opgesteld, niet meer en niet minder. Een verdergaand aan die akte te ontlenen vertrouwen, in het bijzonder waar het gaat om de rechtsgeldigheid van het ingestelde beroep ontbeert enige rechtsgrond. Het is immers aan het Hof om hierover te oordelen.
Het onderstreepte belang dat aan de zijde van de verdachte bestaat bij een inhoudelijke behandeling van de zaak speelt, ook niet in het licht van wat daarover naar voren is gebracht, geen rol bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep.
De slotsom is dat het Hof geen feiten en omstandigheden aanwezig acht op grond waarvan het even bedoelde verzuim dient te worden verontschuldigd. Daarom zal het Hof het beroep niet-ontvankelijk hebben te verklaren.”
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 445 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering BES (hierna: SvBES):
“Verzet wordt gedaan en hoger beroep ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht in eerste aanleg.”
- Artikel 446 SvBES:
“Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 445, kan ook geschieden door:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het middel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gemachtigd;
b. een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.”
- Artikel 447 lid 1 SvBES:
“Van iedere verklaring of indiening, als bedoeld in de artikelen 445 en 446, maakt de griffier een akte op, die hij met degene, die de verklaring aflegt of het bezwaarschrift inlevert, ondertekent. Indien deze niet kan tekenen, wordt de oorzaak van het beletsel in de akte vermeld.”
- Artikel 1, aanhef en onder f, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: Rijkswet):
“In deze rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
f. Gerechten in eerste aanleg: Gerecht in eerste aanleg van Aruba, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten of Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.”
- Artikel 10 leden 1 en 2 Rijkswet:
“1. Er is een Gerecht in eerste aanleg van Aruba, een Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, een Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en een Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten is gevestigd in en houdt zitting op Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten. Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba houdt zitting op elk van deze eilanden.”
- Artikel 22 leden 1 en 2 Rijkswet:
“1. Het bestuur van het Hof en de Beheerraad dragen zorg voor de inrichting van een griffie ten behoeve van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg. De griffie heeft een vestiging in elk van de landen met aan het hoofd daarvan een vestigingsgriffier.
2. Stukken en zaken ten behoeve van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg kunnen worden ingediend bij alle vestigingen van de griffie, tenzij bij landsverordening of wet anders is bepaald.”
2.4
Volgens artikel 445 lid 1 SvBES wordt hoger beroep ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht in eerste aanleg. Uit artikel 446, aanhef en onder a, SvBES volgt dat ook een advocaat hoger beroep kan instellen als deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gemachtigd. Van de in artikel 445 lid 1 SvBES bedoelde verklaring wordt op grond van artikel 447 lid 1 SvBES door de griffier een akte opgemaakt.
2.5
Het hof heeft vastgesteld dat de raadsvrouw van de verdachte hoger beroep heeft ingesteld op de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao en zo “welbewust ervoor heeft gekozen voorbij te gaan aan de strafvorderlijk voorgeschreven route”. Met die “strafvorderlijk voorgeschreven route” had het hof kennelijk voor ogen dat het hoger beroep op grond van artikel 445 lid 1 SvBES had moeten worden ingesteld op de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat het hoger beroep op onjuiste wijze – namelijk op de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao in plaats van op de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba – is ingesteld, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.6
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof niet heeft onderzocht of door de medewerker van de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao aan de raadsvrouw is toegezegd dat de op die griffie opgemaakte akte naar de griffie van het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zou worden gezonden.
3.2
De onder 2.2.1 weergegeven pleitnota van de raadsvrouw houdt onder meer in dat zij “de toezegging [ontving] van de medewerker van de griffie, dat de akte door de griffie van Curaçao zou worden doorgezonden naar de griffie van Bonaire”. In het licht van artikel 446, aanhef en onder b, SvBES – waaruit voortvloeit dat het aanwenden van rechtsmiddelen kan gebeuren door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde – had het hof de juistheid van de bewering van de raadsvrouw moeten onderzoeken, nu in dit geval aannemelijk kan zijn dat aan de verlening van deze (onvolkomen) volmacht, in samenhang met het verschijnen van de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep, de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
3.3
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 november 2023.