ECLI:NL:HR:2023:1539
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en belastingrente
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [A] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 oktober 2021, nummer 20/00041. De zaak betreft de aan [A] opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014, alsook de beschikking inzake belastingrente. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door W. Hulshof, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarin zij in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nummer 18/3143). De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 10 november 2023 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.