ECLI:NL:HR:2023:153
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aansprakelijkstelling loonbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door T.C. van Wagensveld, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 november 2021, die op zijn beurt weer betrekking had op een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van de belanghebbende voor de loonbelasting die door [A] B.V. te [Q] was geheven over de tijdvakken van 2011 tot en met januari 2016.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.