ECLI:NL:HR:2023:1524

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
22/02069
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in jeugdzaak over ontucht met klasgenootje en afwijzing getuigenverhoor

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 mei 2022. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van ontucht met een 13-jarig klasgenootje, zoals vastgelegd in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om het horen van getuigen à décharge, maar dit verzoek werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de juistheid van het door de verdachte geschetste scenario niet relevant is voor de beantwoording van de vragen die voortvloeien uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet hoeft te motiveren als de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit is relevant omdat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien de opgelegde geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van dertig uren of subsidiair vijftien dagen jeugddetentie, er geen aanleiding is om aan dit oordeel andere rechtsgevolgen te verbinden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02069 J
Datum14 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 mei 2022, nummer 20-002668-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Broere, advocaat te Roosendaal, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen jeugddetentie, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 november 2023.