ECLI:NL:HR:2023:1523

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
22/04259 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag op goederen in verband met witwassen en criminele organisatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2022. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die wordt bijgestaan door advocaat P.G. Grijpstra. De klager is verdachte in een strafzaak waarin hij wordt beschuldigd van onder andere witwassen, deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van valse reisdocumenten. De rechtbank had eerder beslag gelegd op verschillende goederen, waaronder drie panden, twee auto’s, een kentekenbewijs, een “moving intelligence-kaart” en zeventien horloges, in het kader van het onderzoek naar deze verdenkingen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De kern van de zaak draait om de vraag of de rechtbank voldoende had moeten onderzoeken of de voortzetting van het beslag in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, gezien de wanverhouding tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de hoogte van de verdenking. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04259 B
Datum7 november 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2022, nummer RK 21/006148, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft P.G. Grijpstra, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2023.