Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021. De verdachte, geboren in 1978, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van een kilo cocaïne in zijn auto, in strijd met artikel 2C van de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, E. van Reydt, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin twee belangrijke klachten werden geuit: de eerste betrof de vraag of uit de bewijsvoering kon volgen dat de verdachte opzettelijk de cocaïne aanwezig had, en de tweede klacht betrof de pleegplaats van het delict.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte heeft verworpen, en de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand is gebleven.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces, waarbij de focus ligt op de juridische aspecten en niet op de feiten van de zaak zelf.