ECLI:NL:HR:2023:1517

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
22/00015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021. De verdachte, geboren in 1978, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van een kilo cocaïne in zijn auto, in strijd met artikel 2C van de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, E. van Reydt, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin twee belangrijke klachten werden geuit: de eerste betrof de vraag of uit de bewijsvoering kon volgen dat de verdachte opzettelijk de cocaïne aanwezig had, en de tweede klacht betrof de pleegplaats van het delict.

De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte heeft verworpen, en de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand is gebleven.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces, waarbij de focus ligt op de juridische aspecten en niet op de feiten van de zaak zelf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00015
Datum7 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021, nummer 21-000860-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E. van Reydt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2023.