ECLI:NL:HR:2023:1500

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
21/04629
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, vervalst bankbiljet en wederspannigheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 november 2021. De verdachte, geboren in 1981, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, het in voorraad hebben van vervalst bankbiljet met het oogmerk om dit als echt en onvervalst uit te geven, en wederspannigheid. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim bij de fouillering, waardoor het bewijs van de Opiumwet feit niet gebruikt kon worden. Daarnaast werd er een bewijsklacht ingediend over het oogmerk van de verdachte met betrekking tot het vervalste geld en of er voldoende bewijs was voor de wederspannigheid, waarbij de vraag was of er al een ambtshandeling was ingezet.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04629
Datum7 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 november 2021, nummer 23-000556-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2023.