ECLI:NL:HR:2023:1488

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
23/00996
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Limburg inzake belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door J.G.J. Frissen, tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 30 januari 2023. De Rechtbank had eerder uitspraak gedaan in twee zaken, nrs. ROE 22/1598 V en ROE 22/1605 V, waarbij belanghebbende in verzet was gegaan tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank van 2 september 2022. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00996
Datum27 oktober 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN EN WATERSCHAPPEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 30 januari 2023, nrs. ROE 22/1598 V en ROE 22/1605 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank van 2 september 2022.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.G.J. Frissen, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.