ECLI:NL:HR:2023:1464

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
21/04662
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking van minderjarige kinderen aan gezag en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1979, was veroordeeld voor het opzettelijk onttrekken van drie minderjarige kinderen aan het gezag van hun moeder door hen in Turkije te houden en niet mee te werken aan hun terugkeer. De benadeelde partij, de moeder van de kinderen, had een vordering ingediend voor de geleden materiële schade, die door het hof was vastgesteld op € 21.828,32. Echter, het hof had geoordeeld dat bij de vaststelling van deze schade geen rekening gehouden diende te worden met een bedrag van € 18.126 dat de benadeelde partij had ontvangen via crowdfunding. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte verworpen, oordelend dat het hof niet onredelijk had geoordeeld door geen rekening te houden met de crowdfunding-gelden, aangezien deze gelden als giften waren ontvangen en niet aan de verdachte toekwamen. De Hoge Raad bevestigde dat het oordeel van het hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de beslissing begrijpelijk was. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee een bevestiging van de eerdere beslissing van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04662
Datum17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 oktober 2021, nummer 21-002496-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat bij de vaststelling van de hoogte van de door de benadeelde partij geleden materiële schade, geen rekening wordt gehouden met het bedrag van € 18.126 dat de benadeelde partij [benadeelde] uit crowdfunding heeft verkregen.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor ‘opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegd’. In zijn arrest heeft het hof geoordeeld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 21.828,32. Met betrekking tot het door de benadeelde partij uit crowdfunding verkregen bedrag van € 18.126 heeft het hof het volgende overwogen:
“Het hof ziet geen aanleiding rekening te houden met de gelden die [benadeelde] via een crowdfunding heeft ontvangen nu het hierbij gaat om giften waarvan het voordeel niet aan verdachte behoeft toe te komen. Het is aan de benadeelde partij hoe zij hiermee omgaat. Overigens heeft de benadeelde partij ter terechtzitting van het hof uitdrukkelijk verklaard dat zij het via crowdfunding ontvangen bedrag terug zal storten aan de schenkers, dan wel zal overmaken aan een goed doel.”
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De raadsman voert het woord tot pleidooi en deelt, zakelijk weergegeven, mee:
(…)
Als het gaat om de gevorderde kosten van de Turkse advocaat stel ik mij op het standpunt dat er onnodig veel kosten zijn gemaakt door de wijze waarop door [benadeelde] geopereerd en geprocedeerd is. (...) Bovendien heeft zij via crowdfunding een bedrag van € 18.126,- opgehaald. Ik vergelijk het met een soort verzekering. [benadeelde] kan die kosten hier niet opnieuw vorderen. Daarbij is niet van belang of dat geld terug wordt terugbetaald aan de gevers of aan een goed doel wordt besteed. Ik verzoek u die kosten voor [benadeelde] rekening te laten blijven.”
2.3
Artikel 100 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
“Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.”
2.4
Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat het niet redelijk is om bij de vaststelling van de door de verdachte te vergoeden schade rekening te houden met het bedrag van € 18.126, dat de benadeelde partij heeft ontvangen in de vorm van giften van derden ter bestrijding van de kosten die zij heeft moeten maken als gevolg van het bewezenverklaarde. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2023.