ECLI:NL:HR:2023:1454

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
22/02686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 28 februari 2022 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02686
Datum13 oktober 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, nr. HAA 21/5361 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 februari 2022.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023.