ECLI:NL:HR:2023:1450

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
23/00264
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen het Dagelijks Bestuur van de Regionale Belasting Groep, vertegenwoordigd door [P]. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 december 2022, nr. BK-22/00527, die op zijn beurt voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 20/6137). De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de Gemeente Vlaardingen voor het jaar 2020, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Gezien de omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten om het cassatieberoep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00264
Datum13 oktober 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door G. Gieben,
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE REGIONALE BELASTING GROEP,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 december 2022, nr. BK-22/00527 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 20/6137) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de Gemeente Vlaardingen voor het jaar 2020 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2013.