Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
(…)
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
3 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vereffening van een nalatenschap. De zaak betreft de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden echtgenoot, die in februari 2021 een tussentijdse uitdelingslijst had neergelegd. Deze lijst zou een uitkering van € 4.500.000,-- aan de belastingdienst inhouden. De vereffenaar trok deze lijst echter in op 1 april 2021 en diende op 14 april 2021 een herziene lijst in, die een lagere uitkering van € 3.000.000,-- aan de belastingdienst voorstelde. De weduwe van de overleden echtgenoot verzet zich tegen de eerste uitdelingslijst, maar de rechtbank oordeelde dat de weduwe ontvankelijk was in haar verzet, omdat de intrekking van de eerste lijst niet rechtsgeldig was. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de weduwe niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet. De Hoge Raad oordeelde dat de vereffenaar bevoegd was om de tussentijdse uitdelingslijst in te trekken, zolang deze nog niet verbindend was geworden. De rechtbank had ten onrechte de eis gesteld dat er sprake moest zijn van overduidelijke fouten voor een geldige intrekking. De Hoge Raad benadrukte dat de vereffenaar verantwoordelijk is voor een ordelijke afwikkeling van de boedel en dat de intrekking van de uitdelingslijst de situatie herstelt naar de toestand voorafgaand aan de uitdeling.