Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1994, had beroep ingesteld tegen het hof, vertegenwoordigd door advocaat H. Weisfelt. Het cassatiemiddel betrof de klacht dat er geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte was verzonden, wat in strijd is met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de advocaat zich op 22 februari 2022 bij e-mail had gesteld als raadsman van de verdachte, maar dat er geen bewijs was dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep daadwerkelijk aan de raadsman was verzonden. De stukken bevatten wel een brief aan de raadsman, maar deze was niet voldoende om aan te nemen dat de dagvaarding was verzonden. Bovendien bleek uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat noch de verdachte noch diens raadsman aanwezig was.
Op basis van deze bevindingen concludeerde de Hoge Raad dat het voorschrift van artikel 48 Sv niet was nageleefd. Dit leidde tot de beslissing om de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.