ECLI:NL:HR:2023:1446

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
22/03924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van arrest wegens niet-naleving van artikel 48 Sv in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1994, had beroep ingesteld tegen het hof, vertegenwoordigd door advocaat H. Weisfelt. Het cassatiemiddel betrof de klacht dat er geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte was verzonden, wat in strijd is met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de advocaat zich op 22 februari 2022 bij e-mail had gesteld als raadsman van de verdachte, maar dat er geen bewijs was dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep daadwerkelijk aan de raadsman was verzonden. De stukken bevatten wel een brief aan de raadsman, maar deze was niet voldoende om aan te nemen dat de dagvaarding was verzonden. Bovendien bleek uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat noch de verdachte noch diens raadsman aanwezig was.

Op basis van deze bevindingen concludeerde de Hoge Raad dat het voorschrift van artikel 48 Sv niet was nageleefd. Dit leidde tot de beslissing om de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03924
Datum17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2022, nummer 22-000292-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Weisfelt, advocaat te ‘s–Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat in strijd met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte is gezonden.
2.2
Uit de stukken blijkt dat de advocaat H. Weisfelt zich bij e-mail van 22 februari 2022 aan de strafgriffie van het hof heeft gesteld als raadsman van de verdachte in hoger beroep. Bij de stukken bevindt zich verder een kopie van de dagvaarding in hoger beroep. Op die kopie staat geen mededeling waaruit kan blijken dat een afschrift van deze dagvaarding aan de raadsman van de verdachte is verzonden. Ook op grond van andere stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, kan niet zo’n vaststelling worden gedaan. Dat – zoals in de conclusie van de advocaat-generaal onder 11 is vermeld – zich bij de stukken een aan (het kantooradres van) de raadsman gerichte brief bevindt waarin in verband met het opgeven van bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg melding wordt gemaakt van de datum en het tijdstip van de zitting in hoger beroep, is niet toereikend om aan te nemen dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte is verzonden. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is daar noch de verdachte noch diens raadsman verschenen.
2.3
Op grond hiervan moet worden aangenomen dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift van de tweede volzin van artikel 48 Sv niet is nageleefd. Voor zover het cassatiemiddel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2023.