Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2021. De verdachte, geboren in 1992, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling, meermalen gepleegd, en er was een vordering van de benadeelde partij aanhangig gemaakt. De centrale vraag was of de benadeelde partij immateriële schade had geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De advocaat van de verdachte, J. Biemond, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, maar heeft besloten dat hieraan geen ander rechtsgevolg verbonden wordt. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.