ECLI:NL:HR:2023:1417

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
21/05012
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wederrechtelijk verkregen voordeel in Caribische zaak met betrekking tot geldtransactiedienst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1975, werd beschuldigd van het verkrijgen van voordeel uit criminele activiteiten die verband hielden met een geldtransactiedienst. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof, omdat het hof had geoordeeld dat het wederrechtelijk voordeel was verkregen door middel van of uit de baten van bewezenverklaarde feiten, terwijl de periode waarin deze delicten plaatsvonden korter was dan de periode waarin het voordeel volgens het hof was verkregen.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet zonder meer kon worden toegeschreven aan de bewezenverklaarde feiten. De bewezenverklaringen besloegen een aanzienlijk kortere periode dan de jaren waarin het voordeel was verkregen, wat betekent dat niet het volledige bedrag van USD 4.985.778,14 als wederrechtelijk voordeel kon worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in vergelijkbare zaken, vooral in het kader van de bewijsvoering en de periode waarover het voordeel is verkregen. De zaak staat in samenhang met een andere procedure, genummerd 21/04982 PC.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05012 PC
Datum17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18 november 2021, nummer H 209/2019, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het wederrechtelijk voordeel door de betrokkene is verkregen door middel van of uit de baten van de in de strafzaak onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, terwijl de periode waarin die delicten volgens de bewezenverklaring plaatsvonden een kortere periode bestrijkt dan de periode waarin dat voordeel volgens het hof is verkregen.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 8 tot en met 12.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2023.