Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1975, werd beschuldigd van het verkrijgen van voordeel uit criminele activiteiten die verband hielden met een geldtransactiedienst. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof, omdat het hof had geoordeeld dat het wederrechtelijk voordeel was verkregen door middel van of uit de baten van bewezenverklaarde feiten, terwijl de periode waarin deze delicten plaatsvonden korter was dan de periode waarin het voordeel volgens het hof was verkregen.
De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet zonder meer kon worden toegeschreven aan de bewezenverklaarde feiten. De bewezenverklaringen besloegen een aanzienlijk kortere periode dan de jaren waarin het voordeel was verkregen, wat betekent dat niet het volledige bedrag van USD 4.985.778,14 als wederrechtelijk voordeel kon worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in vergelijkbare zaken, vooral in het kader van de bewijsvoering en de periode waarover het voordeel is verkregen. De zaak staat in samenhang met een andere procedure, genummerd 21/04982 PC.