Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege aan een verdachte die was veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven, zoals vastgelegd in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had geweigerd mee te werken aan een gedragskundig onderzoek dat noodzakelijk was voor het advies van gedragsdeskundigen, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de oplegging van TBS.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hof de oplegging van de maatregel voldoende heeft gemotiveerd. Het cassatiemiddel, dat aanvoerde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de verdachte had geweigerd mee te werken aan het onderzoek, werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat de feitenrechter de reden van weigering van de verdachte moet vermelden, geen steun vindt in het recht. Dit betekent dat de rechter niet verplicht is om de reden van de weigering expliciet in de uitspraak op te nemen, zolang de motivering van de maatregel zelf maar toereikend is.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt daarmee de beslissing van het hof en onderstreept de ruimte die rechters hebben in het motiveren van hun beslissingen, vooral in zaken waar de medewerking van de verdachte aan gedragskundig onderzoek een cruciale rol speelt. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.