ECLI:NL:HR:2023:1350

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
21/05355
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afpersing en zware mishandeling met betrekking tot voormalig lid van motorclub

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op medeplegen van afpersing en poging tot zware mishandeling van een voormalig lid van een motorclub. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat N. van Schaik. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de afwijzing van getuigenverzoeken en het gebruik van getuigenverklaringen en Whatsapp-gesprekken als bewijs behandeld. Tevens werd het verweer besproken dat schendingen van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren hadden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of tot bewijsuitsluiting. De Hoge Raad heeft ook de vraag behandeld of er sprake was van meerdaadse samenloop van afpersing en zware mishandeling, en of er belang was bij cassatie. Daarnaast werd de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep onder de loep genomen, waarbij de vraag aan de orde kwam of het hof het toepasselijke toetsingskader had miskend.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het beroep is verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05355
Datum3 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021, nummer 21-002495-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2023.