Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op medeplegen van afpersing en poging tot zware mishandeling van een voormalig lid van een motorclub. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat N. van Schaik. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de afwijzing van getuigenverzoeken en het gebruik van getuigenverklaringen en Whatsapp-gesprekken als bewijs behandeld. Tevens werd het verweer besproken dat schendingen van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren hadden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of tot bewijsuitsluiting. De Hoge Raad heeft ook de vraag behandeld of er sprake was van meerdaadse samenloop van afpersing en zware mishandeling, en of er belang was bij cassatie. Daarnaast werd de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep onder de loep genomen, waarbij de vraag aan de orde kwam of het hof het toepasselijke toetsingskader had miskend.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het beroep is verworpen.